Het klinkt wat cynisch: minder armoede in Nederland dankzij nieuwe berekening. De overheid heeft onlangs de cijfers van armoede uitgebracht, en wat blijkt: er is minder armoede in Nederland! Toch moeten we hier een kanttekening bij plaatsen. Bij de nieuwe armoedegrens worden voor het eerst de individuele uitgaven aan wonen en energie meegenomen. Voorheen werd uitgegaan van gemiddelde uitgaven. Huishoudens met relatief hoge woonlasten kunnen hierdoor als arm worden aangemerkt als er niet genoeg geld overblijft voor de andere noodzakelijke uitgaven.
Daarnaast wordt vanaf nu gekeken naar het financieel vermogen waarover huishoudens beschikken. Nibud-directeur Arjan Vliegenthart: ‘Als een huishouden een inkomen onder de armoedegrens heeft, maar genoeg vermogensbuffer om een jaar lang de noodzakelijke uitgaven te doen, dan is het volgens de nieuwe methode niet arm. Toch is dit zorgelijk. Stijgende kosten, beperkte toegang tot hulp en voortdurende onzekerheid maken deze situatie nauwelijks beter dan die van mensen onder de armoedegrens’.
Minder armoede in Nederland dankzij nieuwe berekening – de cijfers
Echter kan bovenstaande situatie niet bepaald beter worden genoemd dan armoede. 1 op de 3 mensen die in armoede leeft is langdurig arm, en de mensen die in armoede leven staan er slechter voor dan de voorgaande jaren. Relatief veel werkende mensen leven in armoede, 1.2 miljoen mensen had een inkomen net boven de armoedegrens en weinig tot geen financiële buffer. Een voordeel van de nieuwe berekening: voorheen waren er vijf armoededefinities. Daardoor was het niet duidelijk hoe het staat met armoede in Nederland. Er wordt nu gekozen voor één armoedegrens.
Daarin worden de werkelijke kosten die mensen hebben aan wonen (huur of hypotheek) en energie meegenomen. Dat betekent dat iemand met een gemiddeld inkomen maar extreem hoge energierekening – en daardoor met geldzorgen kampt – ook in armoede kan leven. In de nieuwe berekeningen voor armoede wordt ook meegenomen hoeveel vermogen (spaarpot) iemand heeft.
Ernstige armoede anno 2024
Het doorsnee inkomenstekort van de arme bevolking ten opzichte van de armoedegrens was 16 procent in 2023. In 2018 was de armoede minder ernstig: het doorsnee tekort was toen 10 procent. Hoewel het aantal armen dus minder werd in 2023, nam de ernst van de armoede wel toe. Het opgelopen tekort heeft te maken met de veranderde samenstelling van de groep armen. In vergelijking met 2018 zijn in 2023 relatief minder bijstandsontvangers en relatief meer werkenden arm. Zij komen doorgaans meer inkomen te kort dan arme bijstandsontvangers.
Benieuwd naar nog meer statistieken? Per gemeente liep het armoedepercentage in 2023 uiteen van 0,1 tot 6,6 procent, tegen 3,1 procent gemiddeld voor heel Nederland. De top vijf van gemeenten met de meeste armoede werd aangevoerd door Amsterdam (6,6 procent). De andere gemeenten in de top vijf waren Vaals (6,4 procent), Rotterdam (6,2 procent), Den Haag (6,1 procent), en Vlieland (6,0 procent) waar bewoners vaak seizoenswerk doen. Vooral in het noordoosten en in het zuiden zijn gemeenten waar relatief veel armoede is.
Voor Stichting Kinderfondsen Nederland komen deze cijfers niet als een verrassing. Nederland is een welvarend land, maar er is wel degelijk armoede. Vooral in de grote steden, het noorden en het zuiden kampen relatief voor mensen met armoede. Wij proberen met onze projecten de armoede bij kinderen onder aandacht te brengen. Met onze projecten; gefocust op sport, spel, plezier en cadeaus proberen we voor verlichting te zorgen.